Artikel afbeelding

Column - De Aanzegger

Daar sta ik dan, op een grijze maandagochtend. Met enige moeite en doorvragen het huis gevonden waar hij moet wonen, de bejaarde vader van Ton. Het hoort bepaald niet tot mijn normale pakket, maar ik heb een ruime taakopvatting. En de verhoudingen zijn zo verstoord in de familie, dat niemand anders het wil doen. Ook al wilde hij hem het afgelopen jaar niet zien en spreken, vanwege een ruzie met onduidelijke oorzaken, toch vind ik het belangrijk dat deze meneer in de gelegenheid wordt gesteld om afscheid te nemen van zijn zoon. Zo kan hij postuum de relatie van zijn kant misschien toch nog een beetje herstellen. Als hij het nu niet doet kan het nooit meer.

Ik bel aan om te gaan vertellen dat Ton is overleden, na een ziekte van een paar maanden. De man schrikt zich een ongeluk en jammert het uit. Hij is weliswaar nog steeds boos op zijn zoon, maar hij bleef natuurlijk zijn zoon. Ik kan niet veel anders doen dan vertellen wat er gebeurd was en hem vragen of er anderen zijn met wie hij het slechte nieuws en hopelijk ook het verdriet kan delen. Verslagen hangt hij in zijn stoel. Dan komt dochter binnen. Die verblikt of verbloost niet, het kan haar werkelijk niet schelen dat haar broer overleden is. Hier kan ik niks meer doen. Ik ben eigenlijk wel blij dat ik weg kan en laat een rouwkaart achter en nodig vader en zuster uit om vrijdag met de andere familieleden op de begrafenis te komen. De zuster is kortaf, ze denkt niet dat er iemand in de familie belangstelling heeft voor de begrafenis. Daarna hoor ik een paar dagen niks.

Maar gelukkig greep vader de kans aan en was hij er vrijdag, in de aula van de begraafplaats, steunend op zijn rollator. Niet met zijn dochter, maar wel met een zoon en een kleindochter. Het was een bijzondere missie, die maandagochtend, maar ik ben blij dat ik naar hem toe gegaan ben.

Op March 12, 2015